Brown was gevoelig voor de toepassing van natuurlijk licht in Kahns meest recente werken. Brown schreef voor dat het Kimbell Art de verandering van de dag moest voelen, de weersverandering en de verandering van het seizoen moest merkbaar zijn in het museum.
Kahn was enthousiast over deze opmerking, aangezien de schilderijen zelf ook zijn gemaakt in natuurlijk licht, en dus het beste bekeken kunnen worden in hetzelfde veranderende licht.
Het definitieve ontwerp voor de kluis gaat terug naar een van de eerste schetsen van Kahn. In oktober van 1967 kwam hij dan met een ontwerp. Hij vond in een boek over oppervlaktestructuren, de geometrische vorm die cycloïde heet. Kahn ging meteen aan de slag met deze vorm. Zoals Frampton heeft opgemerkt stamt het cycloïde af van het woord volvere, wat letterlijk draaien betekent. De boog van de cycloïde wordt gevormd door een punt op een cirkel te pakken en dan de cirkel te laten draaien over een as. Een cycloïde boog kan zichzelf dragen, en zo hoeft alleen het gewicht van het materiaal van de boog gedragen te worden door de constructie van het gebouw.
Om in de ruimte licht te laten toe treden bracht Kahn een smalle licht spleet in de boog. Hierdoor werd hij gedwongen om een schild te plaatsen die het licht reflecteert. Volgens zijn eigen filosofie wordt het licht afgedragen aan de wanden en zo verspreid door de ruimte. Zo kwam er een reflector ten midden van de gewelven. Een dunne laag metaal werd toegepast in het midden van de kluis. De reflector verspreid een zilverlicht. Waardoor de ruimte een mysterieuze uitstraling krijgt. Hierdoor worden de kunst objecten in de ruimte niet geraakt door direct daglicht, maar toch geeft het een uitstekend gevoel op welk tijdstip van de dag men leeft. Dit komt omdat het metaal geperforeerd is. Hierdoor komt er geen daglicht door het metaal maar verplaatst zich naar de wand, maar is het wel zichtbaar om te zien of er wolken boven drijven
Toch zijn de 'kluizen' van het Kimbell Art Museum in veel opzichten hele andere kluizen als die van de Romeinse, daar waar Kahn zijn inspiratie vandaan heeft. De cycloïde gewelven rusten niet op de wanden, maar op de kolommen, en overspannen ze van de ene naar de andere kanten. Echter moet het wel geschoord worden aan de zijkanten en in het midden.
Het museum bestaat uit drie zuilen, het noorden het zuiden zijn identiek aan elkaar. Ieder zes kluizen, met de westerse kluis geopend als een portiek. De centrale vleugel heeft 4 kluizen, met ook de westerse kluis als een portiek, maar dan als een veranda als ingang. De noord en zuidgevel van het museum bestaan uit betonnen muren, met travertijn als afwerklaag. Zowel binnen als buiten. De vloeren van deze kluizen zijn van wit eiken hout. Deze kluizen hebben een afmeting van 100 feet bij 20 feet, wat neer komt op 30 meter bij 6 meter. De hoogte hiervan is ook 20 feet (6 meter). Tussen de kluizen bevinden service kanalen met afmetingen van 100 feet bij 10 feet. De vloer onder deze service kanalen bestaat uit travertijn.
De kolommen van dragen het gebouw, deze hebben zowel een esthetische waarden als een constructieve. De kolommen bestaan uit 2 foot, 0,6 vierkante meter, en staan 6 meter van elkaar vandaan. Kahn heeft nog wel betonnen wanden geplaatst aan de west en oost kant van het gebouw. Maar deze dragen het gebouw niet, deze zijn 6 inch, 15 centimeter, korter van de kolommen en zorgen zo voor een licht schacht. Ook de kopse kant van de gewelven zijn niet dragend, dit benadrukt Kahn door de gevel te bekleden met travertijn. Verder benadrukt hij dit door een gebogen glazen gleuf het gewelf en de betonnen wand.
In de zomer van '69 begon de bouw van het museum. In de bekisting zat een V vorm verwerkt, waardoor dit terug komt in de kolommen. De bekisting gaten zijn opgevuld met loden pluggen. En aan het cement is pozzolana as toegevoegd om het cement een warmere kleur te geven. De daken van de kluizen zijn bedekt met lood, zoals hij zag in Venetië tijdens zijn reis naar Italië.
Niet alleen het ontwerp van het gebouw is opmerkelijk, ook de oriëntatie. Het gebouw wordt betreden aan de kant van het park, en niet waar de weg loopt. Dit heeft alles te maken met het verzet van Kahn tegen de oriëntatie op de openbare weg voor een aankomst met de auto. Dit zie je heel goed bij de ingang die niet aan de kant van de parkeerplaats en de weg opent, maar aan de kant van het park.
Ook als je kijkt naar de manier waarop het gebouw betreden wordt is vanuit het park vriendelijker en gastvrijer dan vanuit de parkeerplaats kant.
Vanuit het park wordt via een lange, langzaam stijgende trap naar de ingang toegeleid, vergezeld door een lage betonnen wand en gazons van gras. Echter wordt je als je door de kant van de parkeerplaatsen het gebouw betreed, wel uitgenodigd om vanuit beneden naar boven naar de kunstgalerij te komen. Dit doet Kahn door het beneden donkerder te maken waardoor het sterkere licht van boven je verleid om naar boven te komen.
Het gevoel dat je als bezoeker krijgt is werkelijk overweldigend, dit komt door de vele karakters van de materialen en kleuren: van de warme, gouden, fijnkorrelige glas van de eiken vloer; aan de bruin-witte, poreuze dikte van de travertijn vloeren en wanden; aan de neutrale grijze, matte-uitstraling van de rvs-service kanalen, spiraal gebogen leuningen en sferisch drinkfontein; de zilveren, glinsterende geperforeerde schermen van de aluminium reflectoren; tot uiteindelijk de koele, zilver-grijze, gladde gebogen massieve drijvende bogen.
Om een impressie te krijgen van het Kimbell Art Museum hebben we een korte video toegevoegd. En extra foto's gemaakt van het museum
Geen opmerkingen:
Een reactie posten